Een gedragsgerichte aanpak van armoede
9 oktober 2017
Veel gedrag van mensen in armoede is het gevolg van hun gebrek aan geld, tijd en ruimte in hun hoofd. Het is dus niet het gevolg van hun persoonlijkheid of motivatie. Met die kennis kunnen gemeenten hun armoedebeleid verbeteren. En daar kun je morgen al mee beginnen.
Welke effecten heeft armoede op het gedrag van mensen volgens de gedragsleer? En wat kunnen we leren van succesvolle interventies in het buitenland die ingrijpen op de effecten van armoede? De Hogeschool van Amsterdam zocht het antwoord op deze vragen.
Vanaf blz. 31 vind je de interventies die de onderzoekers hebben bestudeerd.
De onderzoekers hebben de uitkomsten vertaald naar handvatten voor schuldhulpverlening en armoedebeleid in Nederland. Belangrijk om te weten:
- Veel gedrag van mensen in armoede is het gevolg van gebrek aan geld, tijd en ruimte in hun hoofd, en niet van hun persoonlijkheid of motivatie.
- Interventies die gewenst gedrag bevorderen, hebben vaak meer effect dan interventies om kennis of motivatie te vergroten.
- Niet alle interventies kosten extra geld of tijd. Je kunt dus morgen al beginnen.
Armoede in Nederland
Bijna 10% van de bevolking leeft in armoede. 3% van de Nederlanders zelfs 4 jaar of langer. Het aantal minderjarige kinderen dat opgroeit in langdurige armoede, stijgt de laatste jaren.
Mensen in armoede hebben niet genoeg geld voor zaken als eten, een woning en kleding. Ook met een minimuminkomen hebben mensen vaak onvoldoende geld om mee te doen in de maatschappij. Ze zijn afhankelijk van aanvullende voorzieningen om bijvoorbeeld hun kinderen te laten sporten.
Vicieuze cirkel van armoede moeilijk te doorbreken
Financiële problemen kunnen mensen helemaal in beslag nemen. Daardoor hebben ze geen ruimte in hun hoofd voor andere taken, zoals plannen, besluiten nemen en verleidingen weerstaan. Dat leidt tot denkfouten, een gevoel van controleverlies, een lager zelfbeeld en nog meer stress.
Verder kijken mensen in armoede niet of nauwelijks naar de lange termijn. Ze sluiten bijvoorbeeld een lening af met een hoge rente om de rekeningen te kunnen betalen. Dat lost het directe probleem op, maar zorgt later voor extra kosten.
Deze mensen zijn vaak afhankelijk van instanties. Ze stellen zich passief op omdat ze geen grip hebben op wat daar gebeurt. Bij drempels, zoals ingewikkelde aanmeldprocedures, haken ze af. Dit frustreert veel hulpverleners, en hun reactie heeft weer effect op het zelfvertrouwen van de cliënt.
Zo draaien mensen soms in een kringetje rond van oorzaken en gevolgen van armoede. Ze komen daar niet zomaar uit: het gebrek aan geld, tijd en ruimte in hun hoofd beperkt, samen met de bijkomende stress, hun probleemoplossend vermogen.
Wat betekent dit voor interventies?
Mensen willen graag het juiste doen. Bij een gedragsgerichte aanpak maak je het mensen zo makkelijk mogelijk om de juiste keuze te maken. Gemeenten kunnen dit principe op 3 manieren toepassen in hun armoedebeleid:
- Beperk de kosten van armoede. Hoe beter hulpverlening aansluit bij wat mensen aankunnen, hoe sneller ze financieel weer op eigen benen staan. Haal daarom zoveel mogelijk drempels weg. Zorg voor eenvoudige, beknopte informatie en minder papierwerk. En voor eenvoudige procedures zonder onnodige voorwaarden. Werk samen met andere organisaties en diensten in één loket.
- Geef mensen ruimte. Financiële ruimte zorgt voor ruimte in het hoofd. Kun je geen geld geven, bied mensen dan ruimte in tijd. Zo zorgt kinderopvang ervoor dat mensen meer tijd kunnen steken in solliciteren. Nu krijgen mensen kinderopvang pas vergoed als ze studeren of werken. Straf mensen niet direct af als ze niet op tijd informatie aanleveren of een afspraak missen. Mensen blijven dan weg en hun problemen nemen toe. Hulpverleners moeten begrijpen dat zulke fouten vaak het gevolg zijn van de situatie en niets zegt over persoonlijkheid of motivatie.
- Empower. Armoedebeleid kan onbedoeld een negatief zelfbeeld versterken. De cliënt wordt afhankelijk van instanties en dat leidt tot controleverlies. Stel de cliënt centraal, geef hem waar mogelijk keuzes en inspraak over het soort hulp dat hij krijgt. Zo ontstaat een gelijkwaardiger relatie die zijn zelfvertrouwen versterkt.
Bij een gedragsgerichte aanpak probeer je mensen ruimte te geven, zodat ze kunnen werken aan structurele oplossingen
Wat kun je op korte termijn doen zonder extra middelen?
Aanpassingen op gebied van beleid of automatisering kosten tijd. Voor andere aanpassingen is extra geld, tijd en mankracht nodig is. Met nudges kun je mensen al op korte termijn helpen. Nudges zijn kleine duwtjes in de goede richting die het gedrag van mensen onbewust beïnvloeden.
Het grote voordeel van nudges is dat ze cliënten niet extra belasten en relatief goedkoop zijn. Maak daarbij gebruik van de MAST-vuistregels. Maak het gewenste gedrag zo Makkelijk, Aantrekkelijk en Sociaal (persoonlijk) mogelijk. En maak interventies Tijdgebonden, dus zorg dat de cliënt weet dat de tijd dringt en er dus tijd voor maakt.
Veel van de interventies, gebaseerd op nudges, verminderen het ‘gedoe’ waar mensen mee te maken krijgen. Denk aan eenvoudigere informatie en formulieren, mensen een herinnerings-sms’je sturen of kleine aanpassingen in de gespreksvoering.
Meer weten over de achtergrond van nudges? Kijk op blz. 18 van het rapport.
Vijf voorwaarden voor een goede implementatie
Neem nooit zomaar een interventie over van bijvoorbeeld een andere gemeente. Het resultaat van een interventie hangt onder andere af van de (lokale) situatie. Tips voor een goede implementatie:
- Inventariseer de problemen en kijk wie ermee te maken hebben. Zo kun je als gemeente bepalen welk probleem je het eerst gaat aanpakken.
- Als je knelpunten in kaart wilt brengen, betrek daar dan zowel medewerkers als cliënten bij.
- Gebruik het juiste middel. Drempels verlagen heeft meestal meer effect dan cliënten (nog) meer informatie geven.
- Ga niet overhaast te werk. Informeer mensen, creëer draagvlak en zorg voor goede randvoorwaarden, want medewerkers hebben weinig tijd en de werkdruk is hoog.
- Test, evalueer, stel bij en test opnieuw. Start met een pilot. Rol een interventie pas uit als het resultaat ervan is bewezen. Dat verlaagt de kosten om kinderziekten te verhelpen.