Jeugd in armoede
27 januari 2020
Het rapport ‘Jeugd in armoede’ is in eerste instantie geschreven voor docenten en studenten Social Work maar bevat veel relevante en interessante informatie die zeer bruikbaar is voor (toekomstige) jeugdwerkers. Het rapport richt zich op kinderen en jongeren van 0-18 jaar en is geschreven door het lectoraat Armoede Interventies van de Hogeschool van Amsterdam.
Armoede is leven op of onder het door de landelijke overheid vastgestelde sociale minimum. Volgens het CBS groeide in 2019 één op de negen kinderen in Nederland op in armoede. In absolute aantallen komt armoede het meest voor in autochtone gezinnen met in elk geval één werkende ouder. Relatief lopen kinderen van alleenstaande ouders, vluchtelingen, ouders met een migratieachtergrond of met een uitkering het grootste risico om in armoede te leven. Armoede komt vooral voor in de grotere steden en daarnaast bijvoorbeeld in de oostelijke mijnstreek en noordoost Groningen.
De laatste jaren is er veel aandacht voor de context van armoede. Langdurige armoede is een context waarin mensen financiële schaarste ervaren, waardoor hun executieve functies (plannen, overzicht houden, beslisprocessen en het bijsturen van eigen emoties en gedrag) minder goed werken. Onderzoekers uit de Verenigde Staten ontdekten dat bepaalde structuren in het brein anders verbonden zijn bij kinderen die in armoede leven.
Onderzoek uit Nederland toont aan dat kinderen die in armoede opgroeien vaker te kampen hebben met psychosociale problemen zoals angst, depressie, sociale teruggetrokkenheid en psychomatische symptomen zoals ongehoorzaamheid, agressie, regelovertreding en hyperactiviteit.
Ook is er een relatie gevonden tussen armoede en alcohol- en drugsgebruik en criminaliteit in de tienerjaren. Daarnaast vormt armoede een risicofactor voor andere gezinsproblemen zoals hechting of kindermishandeling.
Bovendien is er in gemeenten waar veel kinderen in armoede leven ook vaak sprake van hogere percentages vroegtijdige schoolverlaters en meer jeugdwerkloosheid.
Omdat armoede vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven is een integrale aanpak volgens het lectoraat onontbeerlijk om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Hierom is het belangrijk dat eerstelijnsprofessionals – de uitvoerders die als eerste met gezinnen in contact komen – goed onderlegd zijn in het signaleren van financiële problematiek en dat zij beschikken over een ‘korte lijn’ met schuldhulpverlening. Op deze manier blijven problemen minder op zichzelf staan en wordt direct vanuit de professionele houding gewerkt aan het integraal oppakken van problemen.
In het rapport is meer informatie te vinden over feiten en cijfers, en het verband tussen armoede en andere problemen en welke hulp, instrumenten en interventies er beschikbaar zijn met betrekking tot jongeren.