Kunnen lagere inkomensgroepen duurzame energie betalen?
7 januari 2019
In ruim 900.000 huishoudens gaat een relatief groot deel van het inkomen op aan energie. Daardoor bestaat de kans dat zij de energierekening niet meer kunnen betalen als Nederland overstapt op duurzame energie. Vooral huishoudens met een laag inkomen lopen dit risico.
In de afgelopen jaren is er veel aandacht voor de hoogte van de energierekening en hoe deze kosten op het inkomen drukken. De overgang naar duurzame energie kost veel geld. Door deze energietransitie loopt de energierekening op, want de energieprijzen en de belasting daarop zullen omhoog gaan. We gaan wel minder energie verbruiken, maar daar zijn investeringen voor nodig die geld kosten. De kosten van bijvoorbeeld zonnepanelen en isolatie komen terug in verhoging van de huur of hypotheek.
Gemiddelde energierekening per inkomensgroep
Huishoudens met een hoger inkomen zijn gemiddeld groter en wonen in een grotere woning. Ze hebben daardoor een hoger energieverbruik en een hogere energierekening. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) volgt samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek CBS het gemiddelde energieverbruik per inkomensgroep.
In 2015 vielen bij huishoudens met een laag inkomen de energiekosten gemiddeld lager uit dan bij huishoudens met een hoger inkomen. De 20% huishoudens met de laagste inkomens gaven dat jaar gemiddeld € 1.239 uit aan energie. Bij de 20% huishoudens met de hoogste inkomens was dat gemiddeld € 2.097.
Maar binnen de inkomensgroepen varieert de hoogte van de energierekening enorm. Die verschillen hebben te maken met bijvoorbeeld het soort woning, de gezinssamenstelling en het gedrag.
Is de energierekening betaalbaar?
Of de energierekening betaalbaar is, hangt niet alleen af van de energierekening zelf. Ook het besteedbare inkomen en de vaste lasten van een huishouden spelen een rol. Het PBL heeft daarom 2 graadmeters waarmee het de betaalbaarheid van de energierekening voor een huishouden bepaalt:
De energiequote: het aandeel van de energierekening binnen het besteedbare inkomen. Er zijn allerlei factoren die de energiequote beïnvloeden. Bijvoorbeeld een grote, oude en slecht geïsoleerde woning, een koud jaar of een verhoging van de gasprijs.
Het betaalrisico voor wonen en energie: houdt een huishouden na het betalen van de woon- en energiekosten genoeg geld over voor het levensonderhoud? Als dat niet zo is, heeft het huishouden een betaalrisico.
De energiequote geeft aan of een huishouden hogere energielasten aankan. Maar ook een huishouden met een lage energiequote kan een betaalrisico hebben. En een energiezuinige woning heeft wel een lagere energierekening, maar heeft vaak ook een hogere huur of hypotheek. De energiequote houdt hier geen rekening mee, het betaalrisico wel.
Ruim een half miljoen huishoudens met een betaalrisico
Als je de energiequote en het betaalrisico combineert, zie je welke huishoudens financieel kwetsbaar zijn. In 2015 hadden 528.000 huishoudens in Nederland een betaalrisico. Ze hielden na betaling van de vaste lasten te weinig geld over voor het levensonderhoud.
Ongeveer de helft van die huishoudens had ook een hoge energiequote (269.000 huishoudens). De overige 259.000 huishoudens hadden geen hoge energiequote, maar vaak wel hoge woonlasten bij een laag inkomen. Dit kan betekenen dat de energierekening voor hen onbetaalbaar is. Maar ook door een uithuizige leefstijl of een energiezuinige nieuwbouwwoning kan de energiequote laag zijn.
Naast deze 528.000 huishoudens met een betaalrisico zijn er ook nog 385.000 huishoudens met alleen een hoge energiequote, zonder betaalrisico. Ze hebben dus relatief hoge energiekosten. Vaak zijn dat oudere huishoudens die al langere tijd in een oudere woning wonen. Daardoor hebben ze vaak een lage huur of (afbetaalde) hypotheek.
Een hoge energiequote maakt huishoudens wel gevoelig voor een verhoging van de energieprijs. Want de energielasten vormen nu al een groot aandeel van de uitgaven.
Beleid afstemmen voor energietransitie
Blijft de energierekening ook na de energietransitie betaalbaar? Dat kun je niet alleen op basis van iemands inkomen bepalen. Ook de noodzakelijke uitgaven voor levensonderhoud en de woonsituatie hebben daar invloed op. Daarom moeten alle betrokken ministeries samenwerken om het energie-, woon- en inkomensbeleid op elkaar af te stemmen.
Vergeet ook de lokale overheden niet. Gemeenten moeten maatwerk leveren om de financiële problemen van huishoudens op te lossen. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor woon- en warmtebeleid. Sociaal beleid en verduurzaming komen dus op gemeentelijk niveau bij elkaar.