Medewerking schuldeisers minnelijke trajecten
16 november 2020
In opdracht van het ministerie van SZW heeft Bureau Bartels in de eerste helft van 2020 onderzoek gedaan naar de mate waarin schuldeisers meewerken binnen minnelijke trajecten. Moet de medewerking van schuldeisers verder bevorderd worden? Is er hierbij eventueel ruimte om een wettelijke reactietermijn in te voeren?
Minnelijk traject
Voorafgaand aan een eventueel Wsnp-traject wordt in het minnelijk traject door de schuldhulpverlener gekeken of er overeenstemming kan worden bereikt over een schuldregeling met de schuldeisers. Uit het onderzoek van Bureau Bartels blijkt dat uit het merendeel (89%) van de voorgestelde schuldregelingen een minnelijk akkoord volgt. Bij 82% van de gevallen wordt er zelfs een akkoord bereikt naar aanleiding van het eerste voorstel voor schuldregeling. Hierbij wordt de positieve invloed van NVVK-convenanten (samenwerkingsafspraken tussen verschillende partijen die een rol spelen bij het minnelijk traject) nadrukkelijk benoemd.
Over het algemeen reageren schuldeisers tijdig wanneer er verzoeken worden ingediend voor schuldenregelingen. Er zijn echter wel degelijk factoren die invloed hebben op het al dan niet tijdig reageren. Zo reageren overheidsschuldeisers sneller dan private schuldeisers en maakt al dan niet digitaal werken (t.o.v. analoog werken) een wezenlijk verschil. Ook wordt geconstateerd dat voornamelijk banken, hypotheekverstrekkers, webshops en nutsbedrijven vaker niet op tijd reageren. Dit kan verklaard worden door het feit dat het in deze gevallen vaak om hoge bedragen gaat.
Knelpunten
Ongeveer 1 op de 10 schuldeisers reageert niet op tijd op een voorstel tot schuldenregeling. Het gaat hier relatief vaak om schuldeisers uit de privésfeer of midden-en kleinbedrijf. Dit komt vooral doordat dit type schuldeisers niet voldoende op de hoogte is van de werkwijze van minnelijke trajecten. Ook neemt een klein deel van de schuldeisers in de aanloopfase van het minnelijk traject incassostappen. Het gaat in dit geval vaak om deurwaarders die dreigbrieven sturen.
Het komt ook voor dat schuldeisers niet akkoord gaan met het voorstel dat de schuldhulpverlening hen doet. Het gaat hier om ongeveer 8% van de schuldeisers. De redenen die voor het niet akkoord gaan worden gegeven zijn:
• De schuldeiser geeft de voorkeur aan een Wsnp-traject vanwege de borging van afspraken m.b.t. inspanningsverplichting.
• De schuldeiser is niet of onvoldoende bekend met de werking van het minnelijk traject, waardoor bijvoorbeeld een gevoel van onrecht kan meespelen (denk hierbij aan schuldeisers uit de relationele sfeer die persoonlijk in hun portemonnee worden geraakt, of waarbij emoties meespelen).
• De specifieke situatie van de schuldenaar kan ervoor zorgen dat de schuldeiser minder graag mee wil werken. Denk hierbij aan herhaaldelijk gemaakte schulden bij dezelfde schuldeiser, of het niet hebben van een stabiele financiële situatie.
• Een wettelijk verbod op kwijtschelding bij fraudevordering zoals voorkomt bij overheidspartijen.
Over de meerwaarde van een wettelijke reactietermijn bestaat geen consensus. Hoewel schuldhulpverleners over het algemeen inzien dat een wettelijke reactietermijn kan worden gebruikt om druk te zetten op schuldeisers om tijdig te reageren, zien zij ook dat een wettelijke reactietermijn hun eigen flexibiliteit kan beperken. Schuldeisers stellen juist dat er amper of geen probleem bestaan en dat de traagheid binnen het minnelijk traject vooral aan de schuldhulpverlening te wijden is.
Er is wel overeenstemming over het feit dat er verbetering mogelijk is rondom de procedures van minnelijke trajecten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het de niet-gestandaardiseerde werkwijze rond saldo-opgave, aangezien veel schuldeisers en hulpverleners andere systemen gebruiken. Voor elk systeem bestaan een andere manier van werken, waardoor er gemakkelijk fouten kunnen worden gemaakt. Er bestaat dus een wens om één punt te creëren met een uniforme werkwijze, waarbij het Schuldenknooppunt van de NVVK meermaals is aangestipt als mogelijke oplossing.