Tellingen banenafspraak
11 november 2020
In 2013 is in het sociaal akkoord het doel vastgelegd om in 2026 125.000 extra banen te realiseren voor mensen met een beperking. Sinds 2015 wordt de voortang t.o.v. dat doel gemeten en gepubliceerd. Ieder jaar is er een flinke groei van het aantal banen te zien. Deze groei is niet in iedere gemeente te zien, waardoor betrokkenen uit de uitvoering ook wel eens kritische geluiden hebben laten horen met betrekking tot de rooskleurige landelijke resultaten.
Resultaten
Eind 2019 is er door het Sociaal Cultureel Planbureau een evaluatie van de Participatiewet opgezet. Uit deze evaluatie bleek onder andere dat de resultaten van de Participatiewet tegenvallen. De resultaten van dit onderzoek hebben aanleiding gegeven om te kijken hoe de uitkomsten van deze evaluatie zich verhouden tot de resultaten m.b.t. de banenafspraak.
In dit rapport is gekeken hoe de resultaten van de banenafspraak precies tot stand zijn gekomen. De metingen van de banenafspraak zijn gebaseerd op het aantal personen dat in het zogenoemde doelgroepenregister staan ingeschreven. Wat de tellingen de laatste vijf jaar heeft bemoeilijkt is het feit dat er een aantal veranderingen hebben plaatsgevonden op het vlak van definities, telcriteria en het feit dat er extra doelgroepen zijn toegevoegd. Gezien deze wijzigingen is het volgens dit rapport niet verantwoord om beleidsconclusies te trekken uit de gemeten aantallen omtrent de banenafspraak.
In 2019 zijn er (sinds de start van de nulmeting in 2012) 53.000 extra werkzame personen (62.000 banen) aan een reguliere baan geholpen. Ongeveer 41.000 banen zijn het gevolg zijn van wijzigingen in definities en extra toevoegingen aan de onderzoeksgroep. Het daadwerkelijke aantal extra werkzame personen ligt in werkelijkheid ongeveer 80% lager (12.000 banen).
De resultaten zijn in de officiële metingen onderverdeeld in drie deelgroepen: de WSW, de Wajong en de Participatiewet:
• In de categorie WSW is sprake van een vertekening. Dit komt doordat de definitie van detacheren tussentijds gewijzigd is, waardoor er in de tellingen een positief effect van 10.000 personen is opgetreden.
• In de categorie Wajong hebben medewerkers (deels) ander werk gekregen in plaats van nieuw aan het werk. Ook worden eerder ingestroomde en alweer uitgestroomde medewerkers als een blijvend succes meegeteld. Dit leidt tot een extra positief effect van 10.000 personen.
• In de categorie Participatiewet worden vanaf 2015 alle VSO/Pro-leerlingen meegeteld. Het gaat hierbij ook om veel leerlingen die in voorgaande jaren (zonder banenafspraak) gewoon regulier aan het werk zouden zijn gekomen. Hierdoor worden ongeveer 11.000 personen extra toegerekend
• In de meting banenafspraak is de oorspronkelijke doelgroep WSW voor een gedeelte niet opgenomen. Het gaat hierbij om medewerkers op de interne afdelingen en het zogenoemde werken op locatie (bijvoorbeeld in de groenvoorziening of schoonmaak).
Bij deze groep is de afgelopen jaren een grote daling van het aantal WSW-medewerkers te zien, die maar ten dele wordt gecompenseerd door instroom van de doelgroep nieuw beschut. Doordat deze groep niet in het doelgroepregister is opgenomen en daardoor de minder positieve ontwikkelingen niet worden meegeteld, is er sprake van een vertekening van 8.000 personen.
Met deze factoren kunnen de regionale verschillen in de banenafspraak grotendeels verklaard worden.
Een vooruitblik naar 2026
Tot slot is in dit onderzoek gekeken naar wat de huidige wijze van tellen betekent voor de ontwikkeling van de banenafspraak voor toekomst (2020-2026). Doordat ieder jaar opnieuw een groep van VSO/Pro-leerlingen aan het doelgroepregister wordt toegevoegd, en geen oudere groep het doelgroepregister verlaat, lopen de aantallen op de langere termijn automatisch op. Deze toename wordt versterkt wanneer de komende jaren de VSO/Pro-leerlingen die nu zijn doorgestroomd naar het vervolgonderwijs op de langere termijn ook een baan gaan krijgen. Zonder extra beleidsinspanning kan dan al in 2023 aan de banenafspraak zijn voldaan.
Aanbevelingen voor de toekomst
Heroverweeg wat voor de komende jaren een adequate doelstelling is voor de banenafspraak tot en met 2026. Door definitiewijzigingen en de autonome jaarlijkse groei van nieuwe doelgroepen in het doelgroepregister, is het doelgroepregister als basis om extra banen te tellen steeds minder nuttig geworden. Een beleidsdoel stellen heeft alleen zin als het realiseren hiervan een serieuze inspanning vergt.
Pas de wijze van monitoring aan en zorg voor een aansluiting bij de gangbare statistieken:
• de jaarresultaten van de Wajong (rapportages UWV)
• de aantallen loonkostensubsidie en beschut werk (CBS)
• de aantallen VSO/Pro-leerlingen (CBS/DUO)
• de aantallen WSW (sectorinformatie Cedris/ onderzoeken Panteia)
Het doelgroepregister is niet geschikt als basis om extra banen te tellen. Dit betekent echter niet dat het doelgroepregister geen toegevoegde waarde heeft voor de werknemer zelf.