Toeslagen terugbetalen
5 juni 2019
Wie te veel toeslagen ontvangt, moet die op een later moment terugbetalen. De helft kan zijn toeslagschuld snel afbetalen, maar honderdduizenden huishoudens belanden langdurig in de schulden. Hoe voorkom je dat?
Elk jaar ontvangen ruim 6 miljoen huishoudens 1 of meer toeslagen. De Belastingdienst betaalt de huur-, kinderopvang-, zorgtoeslag en het kindgebonden budget maandelijks uit. De Belastingdienst maakt een inschatting op welk bedrag een huishouden dat jaar recht heeft, en baseert daarop de hoogte van de toeslag. Die betalingen zijn dus een voorschot.
Blijkt aan het eind van het jaar dat iemand recht had op minder toeslag? Dan moet hij het te veel ontvangen bedrag terugbetalen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als kinderen het huis uit gaan, als iemand meer gaat verdienen of gaat trouwen. Ze komen dan met een toeslagschuld te zitten.
Toeslagschulden relatief hoog
In totaal waren er tussen 2012-2017 bijna 7 miljoen huishoudens met een toeslagschuld. De helft van die huishoudens betaalt het bedrag in 6 weken of minder terug. 1 op de 3 betaalt de toeslagschuld binnen 1 jaar terug. Maar voor ruim 555.000 huishoudens zijn toeslagschulden een langdurig probleem. Ze doen er meer dan 2 jaar over om die schulden af te betalen.
Vooral huishoudens met meerdere toeslagschulden doen lang over het terugbetalen. Het gaat vaak om flinke bedragen, die huishoudens met hogere inkomens makkelijker kunnen dragen dan huishoudens met lagere inkomens. Daarom is de relatieve toeslagschuld belangrijk: hoe hoog is de schuld ten opzichte van het inkomen?
- Voor 59% van de huishoudens met een toeslagschuld is het bedrag van die schuld meer dan 10% van het netto maandinkomen.
- Voor 2% van de huishoudens met een toeslagschuld (bijna 143.000) is het bedrag hoger dan het maandinkomen.
Verschillende momenten van terugbetaling
Toeslagen zijn altijd voorschotten. De ene keer moet iemand al in hetzelfde jaar de te veel ontvangen toeslagen terugbetalen. De andere keer moet dat aan het eind van het kalenderjaar. En weer een andere keer krijgen huishoudens pas enkele jaren later te horen dat ze toeslagen moeten terugbetalen.
Daardoor kunnen veel burgers hun financiële situatie niet goed overzien.
Het aantal en de hoogte van de terugvorderingen moet omlaag
Het kabinet wil al jaren minder en minder hoge terugvorderingen van toeslagen. Daarom zijn er de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen. De Belastingdienst heeft bijvoorbeeld extra controles ingebouwd om in te schatten of iemand wel écht recht heeft op de toeslag die hij aanvraagt. Ook gebruikt de Belastingdienst actuelere gegevens over iemands inkomen.
Toch is er nog geen duidelijke daling te zien in de terugvorderingen. Van 2012-2015 steeg het aantal en de hoogte van de terugvorderingen. In 2016 en 2017 namen aantal en hoogte af, maar de definitieve cijfers zijn nog niet bekend.
Meer informatie nodig over de impact op huishoudens
Het kabinet weet hoeveel de Belastingdienst nog moet terugvorderen: halverwege 2018 was dat € 1,4 miljard. Maar dat zegt niets over de impact van die vorderingen op een huishouden.
Om het toeslagenbeleid te kunnen beoordelen en verbeteren, is meer informatie nodig. Informatie vanuit het perspectief van het huishouden. Bijvoorbeeld:
- Hoe vaak hebben huishoudens een toeslagschuld?
- Hoelang duurt het voordat een huishouden die schuld heeft afbetaald?
- Hoe groot is de toeslagschuld en hoe hoog is de schuld ten opzichte van het inkomen?
- Welke soorten huishoudens hebben hoge en langdurige toeslagschulden?
- Bij hoeveel huishoudens verandert de hoogte van de toeslag al tijdens het kalenderjaar?
Daarnaast heeft het kabinet informatie nodig over de financiële gevolgen van toeslagen en terugvorderingen: vanaf het moment van toekenning tot de definitieve vaststelling van de hoogte van de toeslag, soms jaren later.