Verborgen armoede in Nederland
1 februari 2023
In het rapport ‘Verborgen armoede in Nederland’ wordt nagegaan welke (groepen) armen geen aanspraak maken op ondersteuning vanuit de rijksoverheid of gemeente. Aan de hand van microdata van het CBS en gegevens van gemeenten wordt inzicht verkregen in de omvang, kenmerken, locaties en dynamiek van de ‘verborgen armen’. Dit geeft een duidelijk beeld van de groepen die (nog) niet of verminderd worden bereikt door de overheid en gemeenten.
Basisanalyse van verborgen armoede
Allereerst is tijdens het onderzoek een basisanalyse uitgevoerd naar verborgen armoede. Hieruit blijkt dat de grootste groep ‘verborgen armen’ inkomen uit werk heeft. Daarnaast komt uit deze analyse naar voren dat gemeentelijke armoederegelingen en kwijtschelding vooral terechtkomen bij huishoudens met een vorm van overdrachtsinkomen (dus niet bij huishoudens met inkomen uit werk). Verder komen uit de analyse onder andere de volgende feiten naar voren:
- 6,9% van de huishoudens had in 2018 een inkomen op of onder het sociaal minimum van 101% (dit was 11,8% bij een sociaal minimum van 120%). Een aandeel van 2,7% van de huishoudens had in 2018 een inkomen op of onder het sociaal minimum van 101% en was onbekend bij gemeenten (dit was 6% van de huishoudens bij een sociaal minimum van 120%).
- Bijstandsontvangers lopen het meeste risico op (langdurige) armoede. Dit risico is zowel gestegen voor bijstandsontvangers als voor huishoudens met uitkeringen uit overige sociale voorzieningen en arbeidsongeschiktheid.
- Huishoudens met een hoofdkostwinner die middelbaar opgeleid is, behoren tot de meest omvangrijke groep verborgen armen. Arme huishoudens met een hoofdkostwinner die hoogopgeleid is, zijn relatief vaak verborgen (het armoederisico bij deze huishoudens is wel relatief laag).
- (Verborgen) armoede is relatief hoog onder eenoudergezinnen met alleen minderjarige kinderen en eenpersoonshuishoudens. Eenpersoonshuishoudens vormen hierbij de meest omvangrijke groep verborgen armen. Voor kinderen en ouderen is het risico op armoede het grootst.
- Het aandeel armen vanuit de groep met een leeftijd tussen de 15 en 34 jaar is relatief laag, maar het aandeel verborgen armen in deze groep is relatief groot.
- Het aandeel verborgen armen is relatief groot bij huishoudens met Oost-Europese herkomst. Arme huishoudens waarin de hoofdkostwinner een migratieachtergrond heeft vanuit de vluchtelingengroepen zijn in zeer geringe mate verborgen voor gemeenten.
- Het armoederisico is het hoogst in de gemeenten Rotterdam, Groningen en Heerlen. Een relatief groot deel van de armen is wel bekend in deze gemeenten. In gemeenten in het noordoosten van het land zijn de armen vaak ook bekend. In andere plaatsen is meer dan 70% van de arme huishoudens onbekend bij de gemeente.
De arbeidsmarktpositie van verborgen armen
In 2018 had 1,5% van de werkende bevolking een inkomen op of onder het sociaal minimum van 101% (bij een sociaal minimum van 120% is dit 2,7%). Een groot deel van de arme werkenden (84-90%) is verborgen voor de gemeenten. Het (verborgen) armoederisico is relatief hoog onder zelfstandigen. Verder komt naar voren dat er een grote diversiteit is binnen de groep werknemers en dat het (verborgen) armoederisico bijvoorbeeld relatief hoog is onder werknemers met tijdelijke contracten (tot een jaar) met vaste uren en werknemers met tijdelijke contracten zonder vaste uren. Werknemers met een vast contract die arm zijn (hoe klein dit risico ook is), zijn vaak verborgen voor gemeenten. Ten slotte is het (verborgen) armoederisico ook relatief hoog onder werkenden die meerdere banen hebben.
Hierbij valt ook nog vast te stellen dat het (verborgen) armoederisico in de ene sector relatief hoger is dan in de andere.
Stabiliteit en dynamiek in verborgen armoede
Huishoudens leven vaak meerdere jaren onder de armoedegrens. Over het algemeen zijn de arme huishoudens of wel of niet bekend in alle jaren dat ze in armoede leven (er is vaak geen tussenweg). Verborgen arme huishoudens hebben vaak inkomen uit betaald werk in één of meerdere jaren.