Verschillen in gemeentelijk minimabeleid
28 november 2024
Huishoudens met een laag inkomen kunnen niet altijd de maandbegroting rondkrijgen. Zij zijn vaak voor een groot deel afhankelijk van aanvullende inkomensondersteuning via toeslagen. Naast landelijke toeslagen, kunnen mensen met een minimuminkomen ook ondersteuning aanvragen bij de gemeente. De omvang van deze ondersteuning en de gehanteerde inkomensgrenzen verschillen echter per gemeente. Het Nibud rekent op verzoek van gemeenten zelf het lokale minimabeleid door. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt hoe doeltreffend het minimabeleid van gemeenten is. Het Nibud heeft geconstateerd dat veel gemeenten gelijksoortige regelingen kennen, maar dat er desalniettemin verschillen zijn in de mate waarin huishoudens met een minimuminkomen worden ondersteund. In deze analyse worden deze verschillen tussen gemeenten op hoofdlijnen geïdentificeerd.
Het gemeentelijk minimabeleid is door heel Nederland een complex stelsel geworden van verschillende regelingen voor verschillende huishoudtypen met verschillende inkomens, die per gemeente sterk uiteen kunnen lopen. Dit maakt het systeem zeer ondoorzichtelijk en eigenlijk onmogelijk om te vergelijken zonder afbreuk te doen aan de werkelijkheid. De vergelijkingen moeten daarom vooral gezien worden als vergelijkingen van het effect van gemeentelijk minimabeleid ten opzichte van de Nibud minimumbegrotingen. De regelingen die zijn meegenomen zijn de individuele inkomenstoeslag (IIT), een participatieregeling voor kinderen, een schoolkostenregeling voor kinderen, een participatieregeling voor volwassenen, een collectieve zorgverzekering, een subsidieregeling of inkomensafhankelijke bijdrage voor de peuteropvang en een vergoeding van de eigen bijdrage voor kinderopvang.
Omvang en spreiding van gemeentelijke ondersteuning
Er zijn aanzienlijke verschillen te zien tussen het minimabeleid van gemeenten. Gemeenten hebben duidelijk ingezet op de ondersteuning van huishoudens met kinderen en in het bijzonder huishoudens met oudere kinderen. De gemiddelde maandelijkse bijdrage voor huishoudens met ouders kinderen ligt rond de €180. Bij huishoudens met kinderen is ook de grootste spreiding te zien, welke kan oplopen tot een verschil van ruim €150 in de bijdrage per maand tussen gemeenten. Deze spreiding is kleiner in het beleid naar alleenstaanden en paren zonder kinderen.
Gemeentelijke ondersteuning naar uitgavetypen
Naast de omvang van de ondersteuning wordt ook gekeken op welke manieren gemeenten mensen met lage inkomens proberen te ondersteunen. Door de verschillende minimaregelingen van gemeenten naast elkaar te leggen kan gekeken worden naar de uitgavensoort waar gemeenten het meeste ondersteuning bieden. Gemeenten bieden vooral ondersteuning aan op het gebied van vaste lasten en sociale participatie. De ondersteuning bij vaste lasten is vooral de kwijtschelding van lokale lasten en in mindere mate het ondersteunen van huishoudens met onderwijs- en vervoerskosten. De ondersteuning bij uitgaven voor sociale participatie variëren van vergoedingen van lidmaatschappen van sportverenigingen tot vrij besteedbare budgetten.
Gemeentelijke kenmerken en minimabeleid
Naast de vraag of en hoe gemeentelijk minimabeleid verschilt, is het ook relevant om te kijken waarom het verschilt. Er zijn meerdere verklaringen te bedenken voor de verschillen tussen gemeenten, maar vanwege de beperkte kennis over het minimabeleid worden deze verklaringen zelden getoetst. Zo bestaat het beeld dat het gemeentelijke minimabeleid in grote, sterk verstedelijkte gebieden uitgebreider is dan in landelijke gebieden. Andersom zou het kunnen dat dat bijstandsdichtheid een rol speelt. Gemeenten met relatief veel bijstandsgerechtigden zouden relatief minder middelen hebben om alle bijstandsgerechtigden extra te ondersteunen, waardoor het minimabeleid beperkter is. Gebleken is dat stedelijkheid slechts in beperkte mate samenhangt met de omvang van het gemeentelijke minimabeleid. Het verband tussen bijstandsdichtheid en omvang van het gemeentelijke minimabeleid lijkt daarentegen veel sterker te zijn. Dit pleit ervoor om de verschillen tussen gemeenten te verkleinen, omdat het niet uitlegbaar is dat bijstandsgerechtigden in gemeenten met relatief meer bijstandsgerechtigden slechter af zijn dan gemeenten met minder bijstandsgerechtigden.
Conclusie
De komende jaren zullen bezuinigingen op het gemeentefonds de verschillen tussen gemeenten alleen maar vergroten. Dat vraagt om een herziening van de uitgangspunten van de taakverdeling tussen Rijk en gemeenten. Het is de taak van het Rijk om ervoor te zorgen dat het inkomen van burgers voldoende is om de minimaal noodzakelijke uitgaven te kunnen doen, het liefst zonder te hoeven putten uit verschillende potjes die via verschillende loketten versterkt worden. Gemeentelijke regelingen kunnen daarnaast blijven bestaan, mits zij een lokale rol vervullen die voor essentieel maatwerk zorgt. Op deze manier verdwijnt de wildgroei aan inkomensondersteunende regelingen. Hierdoor kunnen gemeenten hun focus verleggen naar maatwerk en naar de kwetsbare mensen die door hun persoonlijke omstandigheden financiële problemen blijven houden.